DE NIEUWE BIJBELVERTALING

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (NBV)

Nederlands Bijbelgenootschap, 2004

Een ‘oecumenische Bijbelvertaling’

De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is een project van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), in samenwerking met de Katholieke Bijbelstichting (KBS), de Vlaamse Bijbelstichting en het Vlaamse Bijbelgenootschap. De doelstelling was een ‘interconfessionele’ of oeucumenische Bijbelvertaling voor het Nederlandse taalgebied, geschikt voor liturgisch en persoonlijk gebruik. Na onderzoek bleek een nieuwe Bijbelvertaling zelfs een breder draagvlak te hebben dan alleen protestantse kerken en de Rooms-Katholieke Kerk. Ook de joodse gemeenschap had belangstelling in een nieuwe vertaling van de Tenach. Uiteindelijk zijn bij dit vertaalproject 23 kerken en geloofsgemeenschappen betrokken geweest.

Het uitgangspunt was een standaardvertaling voor het hele Nederlandse taalgebied. Een ‘klassieke’ vertaling vanuit de brontekst, maar in een eigentijdse taal en stijl. Voor de vertaling zelf werden 15 projectmedewerkers ingezet. Een neerlandicus en een oud- of nieuwtestamenticus werkten samen als vertaalkoppel. Een begeleidingscommissie van zowel het NBG als de KBS, een coördinatieteam, projectsecretariaat en projectleider coördineerden, begeleidden en stuurden het vertaalproject. Als afspiegeling van de toekomstige gebruikers werden proeven van de vertaling beoordeeld door een groep supervisoren uit Nederland en Vlaanderen.

NBV-num (2004) Band‘Werk in Uitvoering’

In november 1998 verschenen dan de eerste deeluitgaven Ester, Judit, Jona, Prediker en Handelingen onder de naam ‘Werk in uitvoering’. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) was de vrucht van ruim 10 jaar vertaalwerk en werd tenslotte in zijn geheel in boekvorm op woensdag, 27 oktober 2004 in Rotterdam publiekelijk gesteld, en op 29 oktober 2004 in Antwerpen (Zie ook Geschiedenis). De gehele NBV is ook te consulteren op het internet op www.debijbel.nl.

Sinds het uitbrengen van de eerste deeluitgaven kwamen uiteenlopende reacties los. B. de Boer (predikant SoW-gemeente) prijst de NBV voor zijn heldere tekst met een goede verstaanbaarheid. Ds. Tj. de Jong (GBS) vreest echter dat een ‘oecumenisch’ project zoals deze een ‘compromis met de vertaling zal worden’: het afvlakken van de tekstuele inhoud om zich te buigen naar een breed en variabel publiek. – IJmuider Courant, 29 oktober 1998 ; Reformatorisch Dagblad, 9 oktober 1998.

De Godsnaam

Als weergave van het Tetragram is gekozen voor ‘HEER’. In het tijdschrift ‘Trouw’ hebben respectievelijk prof. A. Brenner en drs. I. Overdijk gepleit voor een vertaling als ‘de Eeuwige’. De dominicanen A. Lacaris en L. Oosterveen menen dat “de vertaling van JHWH met HEER ingaat tegen de intentie van de NBV. Het woord HEER richt een grote barrière op voor met name randkerkelijke en onkerkelijke bijbellezers… Het is een woord dat … onderdrukkende associaties heeft”. D. Suchard stelt dan weer dat “JHWH een naam is, vergelijkbaar met Kok of Clinton op profaan niveau. Door dat te vervangen door een eretitel (HEER of Eeuwige) verliest men belangrijke aspecten uit de verhalen” (Trouw, 3 november 1998). Andere mogelijkheden, zoals Wezer, Ik-zal-er-zijn, Adonai, HIJ, de ENE en de Naam, de Onnoembare, de Levende, enz. werden tegen het licht gehouden, maar vonden geen algemene consensus.

De discussie rond de Godsnaam bleef niet afgebakend onder bijbelgeleerden en –vertalers. Ook onder leken ontstonden er levendige redevoeringen. Het blijft verbazen hoe traditionalistisch sentiment van invloed is op een weergave van de Godsnaam in de Bijbeltekst. Maar ook andere motieven lagen aan de basis voor bepaalde standpunten. Wie zich eveneens in het debat wierpen was een groep vrouwen behorend tot Kerk en Wereld, een protestantse organisatie. Deze groep startten een protestcampagne op tegen de weergave van Heer.  De reden?  Ze beschouwden  het woord “Heer” als “te mannelijk”. In februari 1999 voegden drie wetenschappers hun stem hieraan toe als voorstanders om de vier Hebreeuwse letters van Gods naam eenvoudig te translitereren als JHWH. Niettemin werd uiteindelijk gekozen voor een aansluiting met de traditie en kreeg HEER de voorkeur. Een ‘verlegenheidsoplossing’ voor de leiding van dit megaproject, een ‘gemiste kans’ voor een deel van Bijbelminnend Nederland en Vlaanderen die de Godsnaam liever als een eigennaam zagen verschijnen.

NBV-Studiebijbel

Om echter tegemoet te komen aan deze laatste doelgroep kwam op 30 oktober 2008 de NBV-Studiebijbel ter beschikking. Deze uitgave was het resultaat van drie jaar research. Een redactieteam van KBS en NBG was verantwoordelijk voor de inhoudelijke ontwikkeling en ruim zestig wetenschappers zouden hun medewerking eraan verleend hebben.  Wellicht het opvallendste kenmerk is dat JHWH de weergave van de Godsnaam werd, dus een transliteratie van het Hebreeuwse Tetragrammaton. In de bijgevoegde verantwoording wordt wel betoogd dat dergelijke weergave ten koste gaat van de (voor)leesbaarheid, maar ‘uitstekend [past] bij het karakter van de NBV-Studiebijbel’. Daarnaast  bevat deze uitgave nog meer extra’s in de vorm van verklarende aantekeningen, kruisverwijzingen, uitgebreide inleidingen op alle bijbelboeken, diepgravende kaderartikelen, een verklarende woordenlijst, kaarten en foto’s in full colour, een verduidelijkende tijdlijn, enz.

In 2009 werd in een brief aan de kerken de plannen aangekondigd voor een herziening van De Nieuwe Bijbelvertaling. Zonder te raken aan de oorspronkelijke vertaalprincipes en –regels blijkt een verbetering van de vertaling op detailniveau verkieslijk te zijn. In 2016 is een revisie van de NBV van start gegaan en in het najaar van 2021 konden de werkzaamheden afgerond worden. Deze herziene uitgave ontving de naam NBV21.

Eveneens in 2016 werd in het kader van ‘Het jaar van het boek’ de Nieuwe Bijbelvertaling verkozen tot het belangrijkste boek van Nederland. De Statenbijbel en De Bijbel in gewone taal ontvingen een verdienstelijke score en maakten deel uit van de top 20.