Joël Vredenburg

De Pentateuch en de Vijf Rollen

J. Vredenburg, Joachimsthal’s Stoomdrukkerij, Amsterdam, 1899

Joodse vertalingen

De joodse gemeenschap in Nederland en België is altijd gesteld geweest op een eigen vertaling. Daarom eerst een chronologisch overzichtje van Nederlandse vertalers met vertaler en uitgiftejaren.

  • S. I. Mulder 1826
  • G. I. Polak en M. S. Polak 1841-1844
  • A. S. Onderwijzer 1895-1901
  • J. Vredenburg 1899-1903
  • J. Dasberg 1970-1971

In joodse vertalingen houdt men zo gewetensvol vast aan de Hebreeuwse tekst, dat deze bijna altijd samen met het Nederlands wordt afgedrukt. Het Hebreeuws wordt als belangrijkste taal gezien. Daarom, en omdat Hebreeuws van rechts naar links leest, wordt deze als eerste, en dus op de rechterbladzijde gezet. De boeken zijn meestal als eerste bedoeld voor gebruik in de gemeente, maar ook voor thuis. De eerste uitgave van de vertaling van Vredenburg bevat naast de Pentateuch (de eerste vijf boeken van Mozes) ook de vijf rollen (Hooglied, Ruth, Esther, Klaagliederen en Prediker) en de Haphtaroth en Shabbathgebeden.

De persoon Vredenburg

Joël Vredenburg (1866-1943)

Joël Joseph Vredenburg leefde van 24 juli 1866 tot 16 maart 1943. Hij was rabbijn in Amsterdam en werd in 1918 opperrabbijn van Gelderland. Hij was bijzonder actief op diverse niveau’s van het godsdienstonderwijs: van de Armenschool tot het Nederlands Israëlitisch Seminarium. Ook vervulde hij diverse bestuursfuncties en was hij heel actief in het vluchtelingenwerk in Arnhem. Hoewel hij veel werken heeft gepubliceerd, is zijn vertaling van de Pentateuch of Choemasj zijn meest imposante werk. Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft hem in 1991 herdrukt terwijl de vertaling van Dasberg in die tijd het meest gebruikt werd. In zijn werken blijkt zijn onvoorwaardelijke ontzag voor de Masoretische brontekst. Margo Klijn noemt Vredenburg in haar boek ‘De stille slag’: ‘een kleine gebochelde man en volgens zeggen had hij een scherpe tong […] De mummie is een niet vriendelijk bedoelde bijnaam voor de opperrabbijn, maar uit zijn correspondentie blijkt dat velen hem weten te vinden wanneer ze hem nodig hebben’. Dat ging dan over stemadvies, spijswetten en godsdienstige zaken. Vredenburgs leermeester, opperrabbijn Dr. J. H. Dünner omschreef hem als: ‘Louter geest in een klein lichaam’.

De Pentateuch – titelblad

De vertaling

De motivatie van Vredenburg voor het starten aan het project was eenvoudig. Hij kreeg het verzoek van uitgever J. L. Joachimsthal. Dat is opmerkelijk omdat deze vertaling ongeveer gelijk verscheen met die van Onderwijzer. Vredenburg gebruikt iets modernere taal dan Onderwijzer. Verder zijn er geen grote tekstveranderingen. De kracht van de uitgave ligt voornamelijk in de door hem gegeven en verzamelde verklaringen. Wat voorbeelden. In Numeri 27 gaat het over bijdragen aan de tabernakel. Onderwijzer vertaalt: ‘[..] dan zullen naar uwe schatting levende wezens voor den Eeuwige zijn’. De context gaat over mensen maar later ook over dieren. Vredenburg vertaalt: ‘[..] bestaande in de vastgestelde waarde van personen ter eere des Eeuwigen’. De tweede versie is wat taal betreft duidelijker, wat stijl betreft wat gedateerder. Als Jakob hoort dat zijn zoon Jozef nog leeft, staat in Genesis 45:26: Onderwijzer: ‘bleef zijn hart koel’. Vredenburg: ‘toen stond zijn hart stil’. Dasberg: ‘bleef zijn hart er koud onder’. Vredenburg verklaart dit met: ‘eerst wilde hij zich aan de vreugde over de tijding overgeven, maar werd plotseling door twijfel overvallen, want hij geloofde hen niet’.

De Pentateuch door J. Vredenburg (5 delen)

Voor het lezen van de verklaringen is kennis van het Hebreeuws een must. Er wordt rijkelijk gestrooid met Hebreeuwse woorden. Maar ze lezen wel heel wat gemakkelijker dan de woordelijk vertaalde verklaringen van Onderwijzer. Ook de opmaak van de bladzijden is veel rustiger en overzichtelijker. Vredenburg vindt de ‘verklaarders voor het grote publiek vrijwel ontoegankelijk’. Wat is zijn doelgroep? In zijn voorbericht doelt hij op: ‘den weetgierigen, maar op Joodsch-wetenschappelijk gebied niet bedreven geloofsgenoot’. Hij citeert in zijn Pentateuch diverse andere uitleggers. Direct al in het eerste vers van Genesis wordt Rashi genoemd (Rabbi Sjlomo Jitschaki, 1040-1105). Maar hij noemt ook: Abrabanel, Ibn Ezra, Kimchi, Mendelssohn en Nachmanides. In Genesis 17:13 noemt Vredenburg Ibn Ezra, maar zegt daarna: ‘Zie daarentegen Rashi’. Voor verdere studie moet de lezer dus toch weer terug naar Onderwijzer. Dat doet hij ook met andere verklaarders.

Kritiek

R. C. Musaph-Andriesse roemt Vredenburgs ‘uitstekende verklaringen’ maar stelt dat hij vertaalfouten heeft gemaakt. Exodus 2:3 bijvoorbeeld. Hij gebruikt het woord ‘leem’ waarmee het mandje van Mozes bestreken is, terwijl dat volgens haar ‘asfalt, pek’ moet zijn. Opvallend is dat Vredenburg in zijn verklaringen stelt dat het gaat om ‘een soort asfalt’. ‘Hij past zijn eigen verklaringen niet aan aan zijn eigen vertaling’.

In de weergave van Gods naam volgt Vredenburg het voorbeeld van Moses Mendelssohn, een Duits-joods filosoof die in 1783 zijn Duitse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel voltooide. Mendelssohn koos voor ‘Der Ewige’ als weergave van Gods naam. Zijn voorbeeld werd in veel joodse Pentateuch-vertalingen in andere talen gevolgd. Vredenburg is hierin geen uitzondering. Gods naam wordt in de Hebreeuwse tekst consequent weergegeven met het Tetragrammaton, in de Nederlandse tekst met ‘Eeuwige’ of ‘Eeuwige God’. In de vijfdelige facsimile van de Pentateuch van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap is ook de Hebreeuwse tekst van de Haftaroth opgenomen, maar niet de Shabbathgebeden.