Den Bibel
Nicolaes Biestkens van Diest, 1560
Historische context
Vanaf 1544 nam de geloofsvervolging in de zuidelijke Nederlanden in hevigheid toe. De aanhangers van de nieuwe leer werden door de inquisitie scherp geviseerd en gedwongen om elders een veilig onderkomen te vinden. Ook protestantse boekdrukkers kregen het te warm onder de voeten en vertrokken. In de jaren die volgden zou de bijbelproductie in het eens zo bedrijvige Antwerpen nagenoeg tot stilstand komen. Op één enkele uitzondering na, zou er tussen 1546 en 1554 geen protestantse bijbel meer van de pers komen. Veel vluchtelingen staken het Kanaal over en ontvingen gastvrijheid in Londen of andere Engelse steden. Anderen vonden een toevluchtsoord in het Rijngebied en het oosten van Friesland. Een kleine groep luthersen, maar vooral gereformeerden en doopsgezinden streken neer in de Oost-Friese havenstad Emden.
Een aantal boekdrukkers zoals Jan & Willem Gailliaert (Geylliaert), Gillis van der Erven en Steven Mierdman konden zich ook in Emden installeren om te voorzien in een toenemende vraag naar godsdienstig drukwerk en Bijbels. Vanaf 1559 verschenen er bijvoorbeeld weer een aantal edities van de Liesveltbijbel zonder vermelding van plaats- en drukkersnaam. Er bestaan weliswaar voldoende aanwijzingen – voornamelijk op basis van typografische elementen – dat ze geleverd werden door Emdense boekdrukkers. Terwijl de gereformeerden mogelijkheden zochten voor het vervaardigen van een nieuwe bijbelvertaling, liefst rechtstreeks vanuit de Bijbelse bronteksten, hielden de doopsgezinden vast aan de zo geliefde Liesveltbijbel.
In de diaspora waren doopsgezinden kennelijk de eersten die na een jarenlange onderbreking de bijbelproductie weer op gang brachten. Al vroeg in 1554 bracht de doopsgezinde boekdrukker Mattheus Jacobszoon een Nieuw Testament uit. Hierin werd de tekst van de Liesveltbijbel aan de hand van de brontekst herzien en ‘gezuiverd’ van lutherse elementen en Vulgaataanpassingen. In 1558 werd dezelfde bijbeltekst – mogelijk door een doopsgezinde drukkerij in Franeker – nogmaals uitgegeven.
Totstandkoming en kenmerken
In 1560 bracht Nicolaes Biestkens van Diest een volledige Bijbel uit, met de titel: Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament. De basis van de vertaling was de Liesveltbijbel die in overeenstemming werd gebracht met de Nederduitse versie van de Lutherbijbel die in 1554 bij Michael Lotther in Maagdenburg verscheen. Het lijkt erop dat de bewerkers voor het Nieuwe Testament ook de Griekse brontekst geraadpleegd hebben. De Biestkensbijbel is de eerste, complete Nederlandstalige Bijbel met een versindeling. Dit was een handige innovatie die kort daarna navolging kreeg bij andere, zowel protestantse als katholieke bijbelvertalingen. Een merkwaardigheid van de nieuwe testamenten die toen verschenen is ‘Paulus brief aan de Laodicenzen’ (zie Kolossenzen 4:16). Deze onechte brief was ontleend aan een doopsgezinde Bijbeluitgave uit 1529 in Worms en zou een kenmerk worden van de Biestkensbijbels. Verrassend genoeg wordt de brief later ook in uitgaven van de Deux-Aesbijbel aangetroffen. Het kan een aanwijzing zijn dat doopsgezinden de Deux-Aesbijbel later gebruikten naast- en mogelijk zelfs ter vervanging van de Biestkensbijbel (bijvoorbeeld de Deux-Aesbijbel van Cornelis Jansz. te Delft, 1581).
De hamvraag waar historici lange tijd mee geworsteld hebben: Wie was Nicolaes Biestkens? Was het een historisch persoon of slechts een stroman van een boekdrukker die liever anoniem bleef? De idee heeft lange tijd standgehouden dat het een schuilnaam was voor Willem Gailliaert, omdat het lastiger werd om in de toenemende gereformeerde cultuur van Emden doopsgezind drukwerk te produceren. Het historisch onderzoek van Valkema Blouw wierp echter nieuw licht op deze vragen. Tussen 1558 en 1562 schijnt er wel degelijk een zekere Claes Biestkens een drukpers te hebben gehad in Groessen, bij Zevenaar. Dit plaatsje lag net buiten de Habsburgse Lage Landen en bleef dus buiten de invloed van de Spaansgezinde gezagsdragers. Toch blijft een link naar de Gailliaert-drukkerij overeind. Of Biestkens in opdracht van Gailliaert handelde, blijft onzeker. Wél staat vast dat bij opheffing van de Biestkens-drukkerij in 1562 het drukkersmateriaal (terug) naar Emden werd gebracht en gebruikt werd op de Gailliaert-pers.
Christoffel Plantijn en ‘ketterse’ Bijbeldrukken
Vroege en tegelijk merkwaardige drukken van de Biestkensbijbel zijn de uitgaven op naam van Lenaert der Kinderen. Hij leverde nieuwe testamenten in 1562/1563 en een complete Bijbel in 1563, telkens zonder plaatsaanduiding. Het verhaal dat tot in de 20e eeuw overeind bleef was dat de bijbeluitgave tijdens de vervolging vervaardigd werd op een schip, varende op de Noordzee. Ongebruikelijk was ook de letter waarmee de tekst gezet werd en die de bibliograaf, Isaäc le Long, omschreef als een extra cierlyck kleyn Cursyff Lettertjen, een vaststelling die ook gold voor de nieuwe testamenten. De overlevering beweerde dat het cursief schrift zelfs met een zilveren letter tot stand gekomen was. Varianten op dit verhaal stimuleerden de mythevorming en gaven al in de 18de eeuw aanleiding tot de vraag of deze uitgever überhaupt wel bestaan had.
Vandaag wordt de historiciteit van Lenaert der Kinderen niet meer in twijfel getrokken. Waarschijnlijk was deze in 1548 vanuit Vlaanderen naar Londen gevlucht, om rond 1553 naar Emden te trekken. Hier vond hij aansluiting bij het drukkersmilieu en in het bijzonder de ondernemersfamilie Gailliaert. Later wordt zijn naam aangetroffen in de boekhouding van Christoffel Plantijn. De beroemde Antwerpse uitgever en aartstypograaf had Der Kinderen een tijdlang als letterzetter in dienst en heeft hem in 1561 lonen uitbetaald. Het gebruik van de cursieve letter voor de doopsgezinde bijbeluitgaven trekt een duidelijke lijn van Lenaert der Kinderen naar de Officina Plantiniana. Het cursief lettertje werd sinds 1560 in de Lage Landen enkel door Plantijn gebruikt. De typografische gelijkenissen zijn te sterk om aan toeval toe te schrijven. Toch is het erg onwaarschijnlijk dat de bijbeluitgaven in Antwerpen vervaardigd werden, aangezien de Spaansgezinde overheid in die tijdsperiode streng toezicht hield op de boekenproductie in de Scheldestad. Ongetwijfeld werd dit drukwerk door de inquisitie als ‘ketters’ bestempeld. Met vier drukpersen in bedrijf en personeel in dienst was geheimhouding ook absoluut niet gegarandeerd. Om het risico tot een aanvaring met de justitie te vermijden, moest naar een veiliger locatie uitgeweken worden.
Het lijkt erop dat Plantijn nauwe relaties had met Hendrik Niclaes, de spirituele leider van een heterodoxe beweging die bekend stond als het ‘Huis der Liefde’ [*]. In de vroege periode van de drukkerij heeft Plantijn zelfs financiële steun van hem genoten. Naast de vriendschappelijke contacten die in het grootste geheim plaatsvonden, werden er mogelijkheden gezocht om ook zakelijke constructies op te zetten. Zo riep Niclaes de hulp van Plantijn in voor de productie van clandestien drukwerk. Voor zo’n onderneming was Antwerpen te gevaarlijk. Hendrik Niclaes had ondertussen een onderkomen gevonden in Kampen, aan de monding van de IJssel. De religieus tolerante houding van de magistratuur daar gaf uitgevers voldoende bewegingsvrijheid om tegemoet te komen aan de toenemende vraag aan literatuur die de nieuwe leer verkondigden. Vanuit deze context ontstond de idee om hier een drukkerij te vestigen. Maar wie was vermogend genoeg om dit project financieel uit de stijgers te krijgen? Als employé en loontrekkende in dienst van Plantijn kon Der Kinderen nooit de middelen bijeenbrengen om een drukkerij uit eigen of deels uit eigen vermogen op te zetten en operationeel te maken. Hier was een kapitaalkrachtiger zakenman als Plantijn voor nodig. Voor de praktische en technische ondersteuning ontving Lenaert der Kinderen de opdracht om de productie van de bijbeluitgaven in goede banen te leiden. Om begrijpelijke redenen wou Plantijn dit drukwerk buiten het fonds van de Officina houden. Op het weglaten van een impressum in een boek stonden echter zware straffen. Om zichzelf buiten verdenking te stellen, liet Plantijn de naam van Der Kinderen op het titelblad zetten. Bij het voltooien van deze bijbeluitgaven kwam er ook een einde aan Plantijns’ samenwerking met Hendrik Niclaes en werd de drukkerij in Kampen opgeheven. Ook Lenaert der Kinderen zou in 1564 weer naar Emden trekken en opnieuw in dienst treden bij Willem Gailliaert. De uitgeversmerken en een deel van de cursief- en hoofdletters werden meegegeven voor een nieuwe typografische bestemming. [*] Sommige onderzoekers zijn het niet eens met deze historische reconstructie (zie Langereis 2014, p. 360, 361).
Een interessante Biestkens-uitgave uit de Biblia Neerlandica-bibliotheek is die van 1564 (zie link: scrollen > 1564). Het titelblad vermeldt plaats- noch uitgeversnaam, maar is vrijwel zeker het product van het Doperse boekdrukkersbedrijf in Franeker. Het is een uitgave die, vergelijkbaar met de bijbeluitgave van Lenaert der Kinderen uit 1563, getuigt van bijzonder vakmanschap. De eerder vermelde Valkema Blouw suggereert dat de vaardigheid van een kundig boekdrukker als Lenaert der Kinderen ook in de Franeker-uitgave te onderscheiden is. Ook inhoudelijk zijn er gelijkenissen. De kanttekeningen vertonen sterke overeenkomsten met de Kampense uitgave, met uitzondering van enkele toevoegingen die mennonitische accenten legt. Volgens dit scenario zou Lenaert der Kinderen, na afsluiting van het hoofdstuk in Kampen, assistentie verleend hebben aan het drukken van de bijbeluitgave in Franeker, om daarna bij de familie Gailliaert in Emden zijn drukkersactiviteiten verder te zetten. In 1566 wordt hij echter terug gesignaleerd in de Officina Plantiniana. Plantijn had dat jaar een Nederlandstalige Bijbel naar de vertaling van Nicolaes Van Winghe of de zogenaamde Leuvense Bijbel in voorbereiding. De expertise van een ervaren bijbeldrukker als Lenaert der Kinderen kwam hierbij goed van pas.
Uitgaven van de Biestkensbijbel
Paulus Aertsz van Ravesteyn, bekend als drukker van de eerste Statenbijbel, bracht in 1633 een Biestkensbijbel en Biestkenstestament in octavo-formaat uit. Maar uiteindelijk moest de Biestkensbijbel zijn meerdere erkennen in de Statenvertaling die de bronteksten als basis had. Veel doopsgezinden ruilden geleidelijk de Biestkensvertaling in voor de Statenvertaling. De lutherse kerken zagen de Biestkensbijbel voor een groot deel voortleven in de Lutherbijbel naar de vertaling van Adolf Visscher en zijn medewerkers. Deze werd in een eerste druk uitgegeven in 1648. Tussen 1560 en 1723 zijn er ongeveer een honderdtal verschillende edities van de Biestkensvertaling uitgegeven. De laatste complete bijbeluitgave verscheen in 1721 bij Kornelis van der Sys in Amsterdam. Het exemplaar uit de Biblia Neerlandica-collectie bevat zes fraai handgekleurde geografische kaarten naar het ontwerp van Albert Schut en in opdracht van Cornelis Danckerts II.