Christoffel PLANTIJN
Den Bibel, 1566
De Gulden Passer, Antwerpen
Architypographus Regius
In het verhaal over de Bijbel in de Nederlanden kan één naam niet onaangeroerd blijven: Christoffel Plantijn. Hij werd omstreeks 1520 in het Franse Saint-Avertain bij Tours geboren, maar vestigde zich ca. 1550 in het religieus tolerantere en economisch welvarende Antwerpen. Het jaar daarop werd hij benoemd als meerster-drukker in de Sint-Lucasgilde. In 1557 betrok hij De Gulden Eenhoorn in de Kammenstraat, het pand waar eerder Willem Vorsterman 25 jaar actief was als drukker en binder. Zijn drukkerij ontving de naam ‘De Gulden Passer’. Het drukkersmerk droeg dan ook de afbeelding van een gouden passer met de inscriptie Labore et Constantia, wat ‘Vlijt en Volharding’ betekent. In 1566 had Plantijn al 7 drukpersen in bedrijf en kon hij zich meten met de grootste uitgevers van zijn tijd, ook die van de belangrijkste boekensteden Venetië en Parijs. In het midden van de jaren zeventig verhuisde de Gulden Passer naar de Vrijdagmarkt in Antwerpen. Het bedrijf in volle expansie kon hier een groter productieoppervlak benutten. Op het hoogtepunt van haar productiviteit telde de drukkerij maar liefst 22 persen en 160 werknemers! Plantijns’ bedrijf groeide uit tot de eerste geïndustrialiseerde drukkerij in de westelijke wereld. In 1570 werd Plantijn door de Spaanse koning Filips II benoemd tot ‘Architypographus Regius’ of Koninklijk aartsdrukker en in 1579 werd Plantijn de officiële Stadsdrukker. De drukkerij was een vaste bezoekersplaats van toonaangevende geleerden zoals Pieter Heyns, Abraham Ortelius, Justus Lipsius, die een eigen studiekamer had, en Cornelius Kilianus die zelfs een tijdlang bij Plantijn gewoond heeft. Terugdenkend aan de Plantijnse uitgeverij schreef de Spaanse humanist Benito Arias Montano later: “Nergens zinderde het zo van geestelijke activiteiten, heerste zo’n wetenschappelijk élan, zo’n vruchtbare samenwerking.”
Biblia Regia
Plantijns meest prestigieuze werk was ongetwijfeld de Biblia Regia of Koningsbijbel, later ook de Antwerpse Polyglottenbijbel genoemd. Met steun van Filips II en met Arias Montano als coördinator kon dit monumentale project van start gaan. Het uitgangspunt was om een nieuwe versie van de Complutenzer Polyglot te vervaardigen. Naast de Latijnse Vulgaat, de Griekse Septuaginta en de Hebreeuwse brontekst bevatte de Antwerpse Polyglottenbijbel ook een Aramese targoem en de Syrische Pesjitta, beide met een letterlijke vertaling in het Latijn. Montano zelf beheerste het Arabisch, Grieks, Hebreeuws, Latijn en Syrisch. Hij was ook goed vertrouwd met onderwerpen als archeologie, geneeskunde, natuurwetenschappen en theologie. Met deze bagage was hij heel geschikt om het ‘Apparatus’ of appendix te verzorgen. Deze toegevoegde studies behelsden de laatste drie van acht delen en bestonden uit een serie wetenschappelijke verhandelingen, grammatica’s, lexica, tekstuitgaven en commentaren met betrekking tot de Bijbeltekst in de genoemde talen. Het drukken begon in 1568, en in 1573 was de kolossale taak voltooid. Dat was erg snel voor die tijd. In een brief aan koning Filips II schreef Montano: “Hier wordt in één maand meer tot stand gebracht dan in Rome in een jaar.” De Bijbel bestond uit acht forse folianten in een oplage van 1213 stuks, waarvan 80 of 100 op luxe-papier, en zelfs 200 op extra groot en zwaar papier. Filips II bestelde 13 sets, gedrukt op velijn en waren bedoeld voor persoonlijk gebruik. Van deze perkament-editie werd in 2018 – het enige exemplaar nog in particulier bezit – door een veilinghuis in Londen te koop aangeboden (zie rubriek Nieuws). Het gehele project zou Plantijn echter grote financiële problemen bezorgen, aangezien de steun van de koning niet aan de gewekte verwachtingen voldeed. Toch kwam de Antwerpse Polyglot gereed en is door sommigen betiteld geworden als “de belangrijkste typografische prestatie van één drukker in de zestiende eeuw”.
Vanwege het veranderende religieuze klimaat ontstond er in de late jaren vijftig en in de jaren zestig een toenemende vraag naar protestantse literatuur. Hoewel de verwachting van een gretige boekenafname aanlokkelijk was, bleek het uitgeven van “ketterse” boeken geen sinecure te zijn. Dat heeft Plantijn aan den lijve ondervonden. In 1562 werden duizenden exemplaren van een publicatie van Calvinistische signatuur door de schout in beslag genomen en een jaar later moest hij zich nog eens verantwoorden voor twee soortgelijke Franse werken. Wellicht sympathiseerde Plantijn met de protestantse Reformatie en had hij betrekkingen met een doperse gemeenschap, het Huis der Liefde genaamd.
Clandestiene Bijbels
De uitgave van een Nederlandstalige, doopsgezinde Biestkensbijbel uit 1563 moet kennelijk vanuit deze achtergrond bekeken worden. Dit merkwaardige Bijbeltje werd gedrukt met een cursief lettertype, wat in die tijd ongebruikelijk was. De overlevering vertelde dat deze Bijbel gedrukt werd op een koopvaardijschip tijdens een vaart op de Rijn. Tijdens het drukkersproces zou zelfs gebruik zijn gemaakt van een zilveren letter. Dit verhaal blijkt bij nader onderzoek fictief te zijn. Het titelblad vermeldt Lenaert der Kinderen als de drukker en uitgever ervan. Interessant is dat deze drukker voorheen in de Plantijndrukkerij werkzaam was geweest aangezien zijn naam gevonden wordt op de loonlijsten van de Antwerpse drukkerij! Hij zou van zijn werkgever de opdracht hebben ontvangen om onder meer deze Bijbeleditie te drukken op een andere locatie. Dit zou in het relatief veilige Kampen aan de IJssel zijn geweest. De plaatselijke overheid was tolerant tegenover publicaties die elders problemen zouden geven met justitie. Hier bevond zich ook een drukkerij waar Plantijn mede-eigenaar van was. Om moeilijkheden te voorkomen liet Plantijn de naam van zijn werknemer op het titelblad plaatsen. Op deze manier konden Bijbels, Nieuwe Testamenten en Psalmenboeken worden uitgegeven zonder dat Plantijn in opspraak werd gebracht. – Voor meer informatie hierover, zie het BN-artikel Biestkensbijbel.
Leuvense Bijbel
Hoewel Plantijn nooit officieel in beschuldiging werd gesteld, bleef de verdenking van het uitgeven van ketterse boeken toch rond de Plantijnse drukkerij hangen. Mogelijk is de uitgave van de Biblia Regia een poging geweest om Plantijn buiten verdenking te stellen en de Antwerpse magistratuur te doen geloven in zijn rechtzinnigheid als rooms-katholiek. In 1566 bracht Plantijn een Nederlandstalige Bijbel uit naar een kerkelijk goedgekeurde vertaling van Nicolaes Van Winghe, ook wel de Leuvense Bijbel genoemd. Deze mooie folio-uitgave met versindeling bevat twee geografische kaartjes door Pieter Huys en in het Nieuwe Testament een aantal houtsneden tussen de tekst van Arnold Nicolai en Cornelis Muller. Vrijwel tegelijk kwam dezelfde uitgave beschikbaar onder de naam van Philips Nuyts, een collega drukker-uitgever uit dezelfde stad.
In een handzaam octavo-formaat en rijkelijk geïllustreerd was Plantijns Nieuwe Testament uit 1577. Met meer dan 200 houtgravures van Pieter van der Borcht maakt deze uitgave bijzonder fraai. Daarnaast bezat Plantijn het drukmonopolie voor missalen, brevieren en getijdenboeken in de Nederlanden. Hij verkreeg ook de toelating de indices van de verboden boeken en koninklijke ordonnantiën te publiceren. Hoewel hij de protestantse Reformatie een hart toedroeg, had zijn ‘houding tegenover de godsdienstvraag iets dubbelzinnigs’, vermeldt de schrijver Maurits Sabbe. Wij menen hieruit te mogen concluderen dat Plantijn een vastberaden religieus standpunt probeerde te vermijden en dat hij boven alles boekdrukker was.
Doorstart ‘Officina Plantiniana’
Terwijl Plantijn in 1583 het beheer van de Antwerpse drukkerij en boekhandel in handen gaf van zijn schoonzoons, Frans van Ravelingen en Jan Moerentorf richtte hij nog een drukkerij op in Leiden. In deze stad werd Plantijn zelfs bevorderd tot drukker van de Universiteit. Bij de val van Antwerpen in 1585 keerde hij evenwel naar zijn geliefde stad terug en nam Van Ravelingen de leiding van de werkplaats in Leiden over. Bij zijn dood vier jaar later, zette Jan Moerentorf (of Joannes Moretus) de bedrijvigheid van de Antwerpse drukkerij verder. Plantijns fondslijst telt ongeveer 1860 publicaties in 34 jaar tijd. Zelfs naar huidige normen is dit een bijzonder groot aantal. Het bedrijf bleef familiebezit. Plantijn werd de stamvader van 9 generaties drukkers-uitgevers. In 1876 verkocht Eduard Moretus de drukkerij aan de stad Antwerpen. Het jaar erna werd het opengesteld voor het publiek. Als grootste en meest veelzijdige uitgever van heel Europa was Plantijn beslist een drukker die indruk gemaakt heeft!