De vijf boeken van Mozes
Door S.I. Mulder
J. van Embden, Amsterdam
1826
Aanleiding
De Pentateuch-vertaling van Samuël Israël Mulder is de eerste vertaling voor Nederlandstalige Joden. Hiervoor was de meest recente Jiddische vertaling, die van R. Gedalja Teikin (1751). Koning Lodewijk Napoleon heeft de aanzet gegeven voor de vertaling van de Pentateuch in het Nederlands. Joden gebruikten in die tijd liever het Jiddisch of Spaans in plaats van het Nederlands. Napoleon organiseerde een consistorie waarin twee groeperingen zitting kregen: de Hoogduitse joodse gemeente en de Nieuwe gemeente. Het doel zouden we tegenwoordig integratie noemen. In die tijd heette het assimilatie en emancipatie. Een middel om dat doel te bereiken was het bevorderen van het Nederlands als spreektaal. Overigens leerde Napoleon zelf ook Nederlands. In een Koninklijk Besluit (1809) werd gesteld dat de Hollandse Hoogduitse Israëlitische Gemeente een Bijbelvertaling in het Nederlands moest maken. Die zou later in het godsdienstonderwijs voorgeschreven worden. De eerste poging om tot deze vertaling te komen mislukte. Dat wil zeggen: de vertaling is er wel gekomen maar hij is nooit gepubliceerd. Koning Willem I van Nederland maakte het plan van Napoleon af. In 1813 bepaalde hij dat mededelingen in de synagoge in het Nederlands moesten gebeuren. Vanaf 1817 mocht onderwijs op godsdienstscholen niet meer in het Hebreeuws of Jiddisch worden gegeven maar in het Nederlands. S. I. Mulder kreeg de opdracht een vertaling van de Pentateuch te maken.
De vertaler
S. I. Mulder leefde in Amsterdam van 20 juni 1792 tot 29 december 1862. Eerst heette hij Samuël Israël Salomon en Samuël Israël Schrijver, maar tijdens de Franse overheersing werd de achternaam Mulder aangenomen. Grootvader Mulder was naast diamantslijper en juwelier, actief in de Hebreeuwse letterkunde. De vader van S. I. Mulder gaf in zijn huis wekelijks les in Hebreeuws en letterkunde. Zoon Samuël Israël was daar bij. Bovendien woonde de Duitse schrijver David Friedrichsfeld in bij Mulders ouders. Mulder studeerde ook bij zijn zwager H. A. Wagenaar, een Hebreeuws letterkundige. Verder deed hij veel aan zelfstudie en hij kreeg zijn eerste onderwijsacte al toen hij 20 jaar oud was. Mulder was dus een erudiet persoon.
Hij bekleedde veel en diverse functies die allemaal te maken hadden met onderwijs, Hebreeuws en het Jodendom. Hij was schrijver, vertaler, tolk en onderwijsdeskundige. Zijn grootste werken waren de vertalingen van de Pentateuch (1826), de Eerste profeten, de Vijf Rollen, Psalmen en Spreuken. Maar hij werkte ook aan het ‘Nederlandsch-Hebreeuwsch Handwoordenboek’ en de ‘Bijbel voor de Israëlitische Jeugd’. Hij schreef zelfs een handleiding voor beginnende vertalers van de Heilige Schrift. Mulder was lid van het ‘Letteroefenend genootschap Tot nut en beschaving’. Hij bewonderde de Duitse joodse filosoof Moses Mendelssohn (1729-1786) die een voorbeeld voor hem was. De Pentateuch-vertaling van Mendelssohn verscheen in Berlijn tussen 1780 en 1783. Hij was overigens de grootvader van de bekende klassieke componist Felix Mendelssohn Bartholdy.
Kenmerken
De Hebreeuwse brontekst was de basis voor de vertaling. Die staat dan ook steeds op de rechterbladzijde. Omdat de kwaliteit van de Hebreeuwse zetletters sterk was achteruit gegaan, heeft Mulder op eigen kosten nieuwe laten gieten bij ‘de Heeren Enschedé te Haarlem’.
Bij het vertaalwerk raadpleegde Mulder de Statenvertaling en de vertalingen van Van Hamelsveld en Van der Palm. Maar deze misten volgens hem de joodse inslag. Ondanks dat volgde hij toch de Statenvertaling voor de schrijfwijze van eigennamen. Hij had diep respect voor de vertaling van Mendelssohn. Mulder heeft altijd in zijn vertaling de middelweg willen bewandelen en gestreefd naar duidelijkheid. Hij stelt in zijn voorwoord: “Meermalen heb ik sierlijkheid aan duidelijkheid opgeofferd”. Het streven naar de balans tussen concordantie en leesbaarheid beschreef hij zo: “Hoe stiptelijk men zich ook aan het oorspronkelijke houden wil, soms eenigen vrijheid te bezigen, of omgekeerd, hoe vrij men ook vertalen wil, soms eenige nauwgezetheid in acht te nemen, die, als strijdig met het eigenaardige van de eene of andere taal, niet aan alle lezers even zeer kan bevallen”.
Gods naam
Mulder volgt Mendelssohn, zijn grote voorbeeld, als het de weergave van de godsnaam betreft; ‘de Eeuwige’. Mendelssohn was de eerste die Gods naam vertaalde in het Duits. Zijn methode werd daarna een standaard. Dr. Abigail Gillman schrijft daarover in haar artikel, ‘Moses Mendelssohn’s Be’ur’: Translating the Torah in the Age of Enlightenment’: “De moedigste theologische zet van Mendelssohn was om Exodus 3:14: אהיה אשר אהיה ( eheye asher eheye ) te parafraseren als ‘Ich bin das Wesen, welches ewig ist’, ‘Ik ben het Wezen dat eeuwig is’, en op die basis JHWH weer te geven, het Tetragrammaton als ‘Der Ewige’, ‘De Eeuwige’. Hij rechtvaardigde zijn keuze door middel van een mengeling van rabbijnse bronnen en filosofische principes”. – www.thetorah.com
In het voorwoord verklaart Mulder zijn keuze. Ook bij hem is Exodus 3:14 het uitgangspunt. Het resultaat: “Ik ben het Wezen hetwelk Eeuwig is”. De vertaler stelt dat dit verwant is aan drie varianten van het Tetragrammaton: Hij was, Hij is en Hij zal zijn. Dit toont aan dat ‘Zijn voortdurend bestaan, Zijne alomvertegenwoordigheid, alwetendheid en voorzienigheid in Zijnen naam vereenigd’ zijn. De gecombineerde betekenissen van deze termen leidt ook hem tot ‘Eeuwige’. Die aanduiding heeft veel meer betekenis en inhoud dan ‘Heer’ of ‘de Ene’ (Naardense Bijbel). Mulder houdt zich dus aan de joodse traditie om Gods eigennaam nooit letterlijk weer te geven.
Complimenten en kritiek
Dr. E. B. Asscher van ‘Tot nut en Beschaving’ is heel lovend. Hij zegt in zijn ‘Levensschets van Samuël Israël Mulder’, een lezing naar aanleiding van zijn overlijden: “Het was een der krachtigste hefboomen tot verspreiding van godsdienst en beschaving onder Neêrlands Israël’. Mr. D. S. Boas vult dat aan met: “Hij heeft geen schoolboek vervaardigd; hij heeft godsdienst en vaderland vereenigd en eene gedenkzuil opgerigt”. In het blad Recensent der recensenten 1826 nr. 5: wordt het nut van de vertaling beschreven en geprezen: de vertaling zou bruikbaar zijn voor Joden en christenen: “[…] eensdeels omdat zij met hem met de uitlegging, die de Israëliet aan den bijbeltekst geeft, volkomen bekend maakt en anderdeels omdat de vertaler eenen vrij gelijkmatigen middelweg gehouden heeft tusschen eene vrije van oostersche omkleeding geheel ontblote navolging en eene letterlijke, in uiterlijke vorm en spraakwending geheel naauwkeurige overzetting. ’S mans wijze van vertalen is in het historische gedeelte vloeijend, in het wetgevende naauwkeurig en duidelijk en in de dichterlijke plaatsen krachtig, zonder stroefheid’.
Omdat deze vertaling een primeur was en er dus nog geen vergelijkingsmateriaal was, bleef serieuze kritiek uit. Mulder was zijn eigen criticus: in de eerste druk ontdekte hij maar één echte fout. In Deuteronomium 18:3 stond ‘offer’ in plaats van ‘vee’. Maar een tijdje na de vrijgave van het eerste deel kwam er toch kritiek van buiten. In een anonieme brochure werd het werk van Mulder tegenover dat van Mendelssohn gesteld. Omdat Mendelssohn overdreven werd geprezen, was dit een indirecte aantijging. Mulder weerlegde de kritiek door deze ‘zwak en onbeduidend’ te noemen. Later bleek de bron M. de Wulft te zijn. Asscher zei dat de kritiek ging over ‘punten die voor verschillende uitleggingen vatbaar zijn’. Mulder heeft daarop nooit meer gereageerd.
Edities
1826 – eerste druk; de vijf boeken van Mozes en de Haptharot, met verklaringen van Rasji
1838 – tweede druk; de vijf boeken van Mozes zonder Hebreeuwse tekst en zonder Rasji
1842 – derde druk; de vijf boeken van Mozes zonder Hebreeuwse tekst en Rasji, maar met Haptharot, shabbath-gebeden en piutim (liturgische poëzie)
1859 – 4e druk; de vijf boeken van Mozes, Haptharot, shabbath-gebeden, piutim en de vijf rollen. Uitgebreid voorwoord.
1871 – vijfde druk; de vijf boeken van Mozes, Haptharot, shabbath-gebeden, piutim en de vijf rollen. Uitgebreid voorwoord.
Vooral de vierde druk was voor het eerst heel compleet. Daardoor was hij heel bruikbaar voor gelovigen in de synagoge. Verder verschenen nog vertalingen van andere delen van de Hebreeuwse Bijbel, achtereenvolgens Eerste Profeten (1827-1829), De Vijf Rollen (1835), Spreuken (1836) en de Psalmen (1838).
Dat diverse modernere vertalingen die van S. I. Mulder opvolgden is logisch. Zijn vertaling van de vijf boeken van Mozes was een primeur voor de joodse gemeenschap en een voorbeeld voor zijn opvolgers. Dat geldt ook voor zijn vertaling van Gods naam. Die opvolgers waren:
1841-1844: G. I. Polak en M. S. Polak
1895-1901: S. Onderwijzer
1899-1903: J. Vredenburg
1970-1971: J. Dasberg