Andreas VAN DER SCHUUR
Biblia Sacra, 1732
Cornelius Guillielmus le Febvre, Utrecht
Andreas van der Schuur werd in 1656 te Gorinchem geboren en ontving zijn opleiding tot priester in Leuven. Hier komt hij in aanraking met ideeën die een ingrijpende invloed hebben op zijn theologische vorming. Zijn afwijkende theologische meningen reflecteerden zich ook in zijn moeilijke carrière die, volgens een biograaf, ‘meer door verplaatsingen dan door resultaten wordt gekenschetst…’. Zo veroorzaakt hij als kapelaan in een Rotterdamse parochie grote beroering met zijn preken over voorbeschikking, rechtvaardiging en genade. Na een reeks verhuizingen en verplaatsingen vindt hij omstreeks 1692 een vast verblijf in Utrecht. Hier schijnt hij zijn kerkelijke functies te hebben neergelegd en kon hij zich toeleggen op zijn Bijbelvertaling.
Zijn vertaling van de Bijbel begon voornamelijk onder impuls van Van Neercassel, apostolisch vicaris van de Rooms-Katholieke Kerk in Holland. De Evangeliën en de Psalmen verschijnen in 1689. In 1692 worden de Handelingen, de Brieven en de Openbaring uitgegeven. In 1715 publiceert Van der Schuur de Pentateuch onder de schuilnaam A.V.S. Priester. Dat doet veronderstellen dat lang niet alle kerkelijke gezagsdragers ingenomen waren met deze vertaalpoging. In ieder geval bleek de publicatie ervan niet zonder risico te zijn. Weer later verscheen Jozua, Regteren, Ruth, 1 & 2 Samuël en 1 & 2 Koningen. Wanneer hij op 15 januari 1719 overlijdt, wordt het vertaalwerk voltooid door de Delftse boekhandelaar Hendrick Van Rhijn. Hoewel de Bijbel van Gilles de Witte in de ‘Utrechtse Kerk’ met waardering werd ontvangen, was de vertaling van Van der Schuur invloedrijker. Een eerste druk van de volledige Bijbel druk verscheen in 1732 in de vorm van een royale foliant. In 1743 verscheen een tweede en tevens laatste volledige uitgave, eveneens in folio. In 1846 werd een herziene tekst van het Nieuwe Testament uitgebracht door de toenmalige president van het Amersfoortse seminarie, Petrus Buys.
In de weergave van de Godsnaam hield Van der Schuur zich bij zijn vertaling strikt aan de Latijnse Vulgaat. Anders dan Gilles de Witte wijkt hij er niet vanaf om het woord Heer te gebruiken als vertaling van het Latijnse Dominus. Toch duikt de Godsnaam op in in de inleiding van ‘Machabeën’ en in de verklarende kanttekeningen. De voetnoot bij Regteren 17:3 zegt : “Den Heere geheiligd. Den waeren Godt : want in de grondtext staet Jehova ; ’t welk volgens geleerde Uitleggers altijd van den waeren Godt verstaen moet worden”.
Het vertaalwerk van Van der Schuur werd vooral hoog aangeschreven om zijn vloeiende, soms dichterlijke taal en voor zijn hoge literaire waarde. Deze Bijbel heeft zich een blijvende plaats weten te bemachtigen binnen de Oudkatholieke Kerk en bleef tot in de negentiende eeuw in gebruik.
De Biblia Neerlandica-collectie bezit een bijzonder merkwaardige, driedelige uitgave. Hij bevat slechts een gedeelte van het Oude Testament, van Genesis tot en met Ecclesiasticus (of de’Wijsheid van Jezus Sirach’) en mist een titelpagina. Toch zijn er aanwijzingen dat het als drukwerk compleet is. In het maandblad ‘De Oud-Katholiek’ van december 1895 ontving deze uitgave een vermelding en ook toen al werden er vragen gesteld over de herkomst. Ons exemplaar was in 1839 in het bezit gekomen van pastoor Cornelis Johannes Mulder (1817-1886) en bevat handgeschreven notities die de sleutel vormen om het mysterie rond dit boekwerk te ontrafelen. Lees het hele verhaal in Biblia Neerlandica – Uitgelicht (6).