VOS, Gerrit Jan
Het Nieuwe Testament, 1893
J.P. Revers, Dordrecht
Gerrit Jan Vos werd in Harderwijk geboren op 12 juli 1836. Als zoon van een schoolmeester ontving hij een orthodoxe opvoeding binnen een sterk kerkelijke omgeving. In plaats van in vaders voetstappen te treden wil Gerrit Jan bakker worden. Maar hoewel hij een tijdlang bakkersknecht is, krijgt hij toch een geleidelijk groeiende belangstelling voor het predikambt. Aangespoord door dominee Taats, die hem zijn beginnende theologische vorming gaf, ruilt hij op 20-jarige leeftijd de bakkersoven in voor een lessenaar aan de universiteit in Utrecht. Met één van zijn docenten, J.I. Doedes ontwikkelt hij een langdurige vriendschap.
Na afronding van zijn theologische studies in 1862 wordt hij predikant in de Nederlandse Hervormde Gemeente te Oostermeer. Later oefent hij zijn ambt uit in achtereenvolgens Spannum en Edens (1865), Goes (1869), Middelburg (1872) en tenslotte vanaf 1875 in Amsterdam, waar hij in 1912 overleed.
In 1870 promoveert Vos tot doctor in de theologie met een dissertatie over de Synodale Vertaling. Typerend voor een behoudsgezind voorstander van de Statenbijbel bestrijdt Vos de ‘Nieuwe Vertaling’ als kerkelijke vertaling. In 1893 geeft hij zelf ook een vertaling van de Evangeliën en Handelingen uit. Onmiddellijk al op het titelblad wordt benadrukt dat de tekst nauw aansluit bij de Statenvertaling en vooral geen vervanging nastreeft. Ze vormt eerder een weerspiegeling van de beginselen die Vos destijds verkondigde in zijn proefschrift over de ‘Nieuwe (Syndale) Vertaling’. De kanttekeningen moeten ‘belangstellende christenen den zin van de Nieuw-Testamentische geschriften doen verstaan.’ Een kleine steekproef hieruit toont aan dat hij zich keert tegen vrouwelijke ambtsdragers binnen de kerk. De voetnoot bij Hand. 6:2 zegt: “Zij moesten dus hun diakonaat aan niet tot prediken geroepen mannen (geen vrouwen!) overdragen.” Hij cursiveert “vrouwen” en zet er bovendien nog een uitroepteken achter. Sporadisch wordt ook de Godsnaam verwerkt in voetnoten, zoals bij Mat 11:9, die luidt : “Johannes teekent zich zelf ook hier als de persoonlijke verschijning van Jehovah,…” (ook in o.a. Mat. 1:20, 23; Luk. 1:13, 17).
De vertaling kende maar een mager onthaal en bleef beperkt tot deze enige druk. Vos zag dan ook af van zijn plan om het volledige Nieuwe Testament te vertalen.