Geschiedenis van de Nederlandse Bijbelvertaling in druk: 16e eeuw
Ondanks het feit dat de boekdrukkunst grotere oplagen en meer Bijbels voortbracht, bleef het bezitten van een exemplaar een luxe. Voor een doorsnee volksgezin bleef de aanschaf van een Bijbel een dure en voor de meesten een onbetaalbare onderneming. In de 16e eeuw lagen mannen als Erasmus en Maarten Luther aan de basis van ingrijpende veranderingen. Hoewel er in 1524 een breuk ontstond tussen hen, bleef hun gemeenschappelijk standpunt over een Bijbel in de volkstaal overeind. Erasmus bezat de vurige wens dat de Schrift alom vertaald zou worden, zodat zelfs de ‘landman achter de ploeg Gods Woord zou kunnen lezen en zich erover zou kunnen verheugen’. In 1516 publiceerde hij zijn uitgave van het ‘Nieuwe Testament’ in het Grieks. Het was de eerste keer dat deze boeken in de oorspronkelijke taal uitgegeven werden. Van deze uitgave hebben zowel William Tyndale als Maarten Luther gebruik gemaakt in hun vertaling naar het Engels en het Duits. Onder het vaandel van de Reformatie is Luther erin geslaagd van de Bijbel een volksboek te maken. In 1534 verscheen zijn complete Bijbel overgezet vanuit de Hebreeuwse en Griekse grondtekst. Tot aan zijn dood in 1546, op 65-jarige leeftijd, bleef hij zich wijden aan de vervolmaking van zijn levenswerk. In elk geval, gaf de Reformatie ook een definitieve impuls aan de Nederlandse Bijbelvertaling. Zo verschenen er tussen 1523 en 1528 reeds vijftien gedeeltelijke en volledige vertalingen van de Duitse Lutherbijbel. In de Nederlanden werd deze tekst als basis gebruikt voor een groot aantal vertalingen.
In die periode nam Antwerpen, wel eens het ‘Nederlandse Wittenberg’ genoemd, als drukkerscentrum een belangrijke plaats in. Twee belangrijke Bijbeldrukkers uit deze stad waren Jacob Van Liesvelt en Willem Vorsterman. Beiden waren gevestigd in wat nu bekendstaat als de Kammenstraat. De eerste volledige Bijbel in de Nederlandse taal die in 1526 verscheen, staat op naam van Jacob Van Liesvelt. Naast het royale folio-formaat maakten de gravuurtjes die tussen de tekst geplaatst zijn deze Bijbel nog aantrekkelijker. Al de Bijbels van Van Liesvelt vermelden op de titelpagina een ‘cum gratia et privilegio’, de officiële goedkeuring die door het Antwerpse stadsbestuur verleend werd. Maar na verloop van tijd werd de tolerantiegrens door de overheid strakker aangetrokken.
De Bijbels die Van Liesvelt bezorgde, gingen meer en meer de reformatorische geest ademen. Vooral de editie van 1542 lokte een reactie uit van de rechterlijke instantie. Deze Bijbel bevatte nieuwe kanttekeningen die duidelijk aan de verklaringen van Luther ontleend waren. Dit gaf aanleiding tot problemen. Toen in 1545 de kettervervolging in alle hevigheid losgebarsten was, stelde de schout van Antwerpen Van Liesvelt in staat van beschuldiging. Tijdens het verhoor, beriep hij zich wel op de officiële vergunningen van het stadsbestuur waaronder zijn Bijbels verschenen waren. Zelfs met de bijstand van twee advocaten kon echter niet verhinderd worden dat Van Liesvelt de volgende dag onthoofd werd. Het waren uit zijn Bijbel vooral de kanttekeningen die Van Liesvelt in opspraak brachten. Eén ervan staat bij Kolossenzen 1:2, die luidt “dat de saligheyt der menschen alleen compt door Jesum Christum”. Zowel de verering van katholieke heiligen, als van Maria, de moeder van Jezus Christus, werden daardoor buitenspel gezet. Zulke verklaringen beschouwde men als een regelrechte aanval op de rooms-katholieke geloofsleer, wat bij de plaatselijke gezagsdragers een brutale reactie uitlokte. Toch was het voornamelijk de Liesveltbijbel die zich een plaats wist te verwerven in het hart van de hervormingsgezinden van de eerste helft van de 16e eeuw.
De grote hoeveelheid ketterse drukken deed echter bij velen binnen de Roomse Kerk het verlangen groeien een Bijbel te bezitten. Stille sympathisanten van de hervorming zochten eveneens naar een veilige mogelijkheid daartoe. Velen aarzelden echter voor de risico’s daardoor in aanraking te komen met de inquisitie. Als pienter zakenman, begreep Willem Vorsterman dat hier voor een drukker een grote afzetmogelijkheid bestond. Met de zegel van Niclaes Coppijn, kanselier van de katholieke universiteit te Leuven en inquisiteur, geeft hij in 1528 een Bijbel uit. De aanhef moest de koper overtuigen een vertaling te bezitten naar de kerkelijk goedgekeurde Latijnse Vulgaat. De tekst, verlucht met vele illustraties van een hoge kwaliteit, maakten de Vorstermanbijbel tot een aantrekkelijke aankoop. Gerardus Geldenhauer wordt getipt als de bewerker van de vertaling. De uit Nijmegen afkomstige Geldenhauer was een tijdlang verbonden geweest aan het hof van de Utrechtse bisschop van Bourgondië en bevond zich in de kring der Nederlandse humanisten. Na zijn aansluiting bij de Reformatie, ontpopte hij zich tot een prediker van tolerantie ten aanzien van ketters. Hierin ging hij veel verder dan bijvoorbeeld Erasmus, die zich enkel tegen de bestaande kerkelijke praktijken keerde. In een brief die tot op deze tijd bewaard gebleven is, vertelt Geldenhauer dat hij werkzaam was als vertaler van de profetische boeken naar het Nederlands. Naar eigen zeggen ontving hij hierbij assistentie van mannen die ze uit het Hebreeuws naar het Duits hadden overgezet. Geldenhauer is vervolgens naar Antwerpen vertrokken en heeft zijn vertaling aan Vorsterman overhandigd. De Vorstermanbijbel heeft een groot aantal herdrukken gekend en werd een succes. Later bleek men echter verwantschap te kunnen aanwijzen met de Liesveltbijbel en zijn alle Bijbeledities van Vorsterman in 1546 op de lijst van verboden boeken komen te staan.
Hans en Christoffel van Ruremund, broers van elkaar, hadden ieder hun bedrijf gevestigd in de huidige Lombardenvest te Antwerpen. In 1525 drukt Hans van Ruremund, in opdracht van de boekverkoper Peter Kaetz, het Oude Testament naar de Duitse Luthertekst. Er verschijnen ook “ketterse” Nieuwe Testamenten van hun pers. Beiden legden zich toe op de export van verboden boeken naar Engeland. Zo werden verscheidene Nieuwe Testamenten volgens de vertaling van William Tyndale door hen gedrukt en het kanaal overgebracht. Dit gebeurde echter niet zonder risico’s. Tijdens hun smokkelactiviteiten werden zij door de Engelse justitie gevat en gevangengezet. Hans tijdens zijn verblijf in Londen en Christoffel in Westminster. Beiden zijn vrijwel zeker in gevangenschap gestorven. De weduwe van Christoffel van Ruremund zette het bedrijf echter voort en liet Tyndale’s Nieuwe Testament in 1534 nogmaals van de drukpers komen.
Ondertussen waren de sluisdeuren van de toenemende stroom van Bijbels in de Nederlandse taal niet meer te sluiten. De Rooms-Katholieke Kerk begreep dat ze iets moest doen om de ketterse vertalingen uit de handen van het volk te houden. Op het concilie van Trente werd heftig gediscussieerd over een vertaling van de Vulgaat in de volkstaal. De meerderheid stond niet te springen om een dergelijk initiatief. Maar het steeds toenemende aantal ‘ketterse’ Luther-vertalingen liet de kerkleiders weinig keuze. De Leuvense augustijnermonnik Nicolaas Van Winghe werd aangesproken om een Nederlandse Bijbelvertaling naar de kerkelijk goedgekeurde Latijnse Vulgaat te verzorgen. In 1548 werd zijn werk uitgegeven door Bartholomeüs van Grave uit Leuven en kwam aldus bekend te staan als de Leuvense Bijbel. In de proloog wijst Van Winghe op de vele ‘valsche en incorrecte bibelen’ die in omloop waren en eveneens door katholieken gelezen werden (lees: in hoofdzaak de Bijbeledities van Van Liesvelt en Vorsterman).
Met de Leuvense Bijbel, “de eerste onverdacht rechtzinnige Rooms-Katholieke Bijbel” (H.J. Botschuyver, 1950), hoopte de roomse kerk voor een weerwoord te hebben gezorgd tegenover de protestantse Bijbels. Het boekenverbod uit 1546, dat alle Bijbels en Nieuwe Testamenten van de voorbije twee decennia verbood, werd hiermee gestalte gegeven. De Bijbel van Van Winghe heeft een belangrijke rol gespeeld in de Contrareformatie en kende een groot aantal drukken. Toch is de verspreiding bescheiden gebleven in vergelijking met de protestantse Bijbeldrukken die daarna verschenen. Jan Moerentorf (Moretus), schoonzoon en opvolger van de Antwerpse drukker Christoffel Plantijn, bracht in 1599 een verbeterde editie van de Leuvense Bijbel uit. De tekst werd aangepast aan de nieuwe Vulgaatuitgave van Sixtus V en Clemens VIII. Tot ver in de 19e eeuw, bleef deze Bijbel in gebruik als de gangbare rooms-katholieke Bijbelvertaling. De laatste volledige druk verscheen in 1838.
De geloofsvervolging die in de Nederlanden in hevigheid toenam, deed na 1544 een emigratie op gang komen. Aanhangers van de hervorming uit Brabant en Vlaanderen zochten veiliger oorden op in het Noorden. Vooral de Liesveltbijbel gaf de vluchtelingen in deze moeilijke tijd troost en aanmoediging. Toch was de emotionele verbondenheid niet zó groot dat men blind was voor de gebreken van hun geliefkoosde Bijbel. De doopsgezinde protestanten stuurden aan op een herziene Liesvelttekst. Deze Bijbel ontving de naam van Biestkensbijbel. Deze naam zou mogelijk ontleend zijn aan Claes Bieskens van Diest, die zich in 1539 in Antwerpen vestigde. Hij zou later uitwijken naar Groessen, ten zuid-oosten van Arnhem, buiten het bereik van de inquisitie. Hier was Bieskens werkzaam geweest als drukker van Bijbels en Nieuwe Testamenten. De eerste druk verscheen in 1560 en was de eerste Bijbel in de Nederlanden met een versindeling.
De Biestkensbijbel uit 1563 is een intrigerende uitgave en bezit een interessante geschiedenis. Dit Bijbeltje werd gedrukt met een cursief lettertype, wat in die tijd ongebruikelijk was. Volgens de overlevering werd het Bijbeltje gedrukt met een zilveren letter op een koopvaardijschip, varende op de Rijn. Recent geschiedkundig onderzoek bracht een aantal gegevens aan het licht, die gegronde twijfel opriep ten aanzien van dit verhaal. Meer sympathie geniet nu de theorie, waarbij de naam van de eerder genoemde Antwerpse drukker Christoffel Plantijn aan dit werkje gekoppeld wordt. Hoewel Plantijn de titel van ‘koninklijk aartsdrukker’ genoot, heeft hij tijdens zijn drukkersactiviteiten van tijd tot tijd onder verdenking gestaan van het uitgeven van ‘ketterse’ boeken. Het titelblad vermeldt Lenaert der Kinderen als de drukker en uitgever van dit Bijbeltje. Der Kinderen is in de Plantijndrukkerij werkzaam geweest, aangezien zijn naam vermeld staat op de loonlijsten van de Antwerpse drukker! Volgens één historicus zou der Kinderen van zijn werkgever de opdracht hebben ontvangen deze Bijbel te drukken. Dit zou in Kampen, bij Zwolle gebeurd zijn. Hier bevond zich een drukkerij waar Plantijn mede-eigenaar van was. De magistraten van deze stad waren tolerant tegenover publicaties die elders problemen zouden geven met justitie. Om moeilijkheden te voorkomen, liet Plantijn wijselijk de naam van zijn werknemer op het titelblad plaatsen. Het jaar daarop zou Lenaert der Kinderen vertrokken zijn naar Emden om daar zijn activiteiten als drukker en uitgever voort te zetten.
In de Nederlanden werd niet alleen het drukken van Bijbels een steeds riskantere aangelegenheid. Met de toename van vervolgingen werd ook het bezit van niet-geautoriseerde Bijbels zeer gevaarlijk. Ontdekking ervan kon de bezitter van een Bijbel op het schavot brengen. Vanaf de jaren veertig van de zestiende eeuw namen de vervolgingen dermate toe dat steeds meer nieuwe gelovigen uitweken naar Engeland of Duitsland. De grootste groep uitgewekenen had zich te Emden in Friesland gevestigd; daar verscheen een gereformeerde Bijbelvertaling, die tot de komst van de Statenvertaling in gebruik zou blijven. Tevens kwam deze Bijbel enigszins tegemoet aan het groeiende verlangen naar een vertaling uit de grondtalen. Voordien deed de Gentenaar Jan Utenhove een goede poging daartoe, maar stuitte op kritiek vanwege de ontoegankelijke Nederlandse taal die hij gebezigd had. Later werd de uit Luik afkomstige predikant Godfried Van Wingen benaderd voor een bewerking van het Oude Testament. Voor het Nieuwe Testament was Johannes Dyrkinus de meest geschikte man om het werk van Utenhove over te doen. Uit deze initiatieven werd de zogenaamde Deux-Aesbijbel geboren in 1561-1562. De vreemd klinkende term ‘deux-aes’ was opgenomen in een kanttekening bij Nehemia 3. Dit woord verwees naar de arme, berooide mensen en was ontleend aan een dobbelspel. Vrij vertaald ontving hij hierdoor ook de naam van ‘de armenbijbel’. Doordat Van Wingen in zijn vertaling geregeld de Lutherbijbel geraadpleegd had, ondervond de Nederlandse taal een grote invloed van het Duits. Enkele geadopteerde woorden in onze Nederlandse woordenschat die terug te voeren zijn tot de Deux-Aesbijbel, zijn: ‘bondgenoot, bestendig, bouwvallig, dankoffer, diefstal, handelaar, heftig, ijver, profetisch, trots, e.a.’. Het was ook de eerste Nederlandstalige Bijbel waarin de Godsnaam als een eigennaam een vermelding kreeg. In de kanttekening bij Psalmen 83:19 wordt ‘JEHOVA’ vernoemd als verduidelijking voor de in de tekst gebruikte titel ‘Heere’.
Het 16e eeuwse Emden huisvestte in die tijd heel wat drukkers, waaronder de uit Gent afkomstige Gillis van der Erven, die de eerste druk van de Deux-Aesbijbel van de pers liet komen. Jarenlang bezorgden Emdense drukkers de Nederlandse gereformeerden boeken en Bijbels. Colporteurs en predikers zorgden ervoor dat ze verspreid werden over de ganse Nederlanden. Plaatselijk, werd deze ‘gevaarlijke koopwaar’ verdeeld tijdens de zogenaamde ‘hagenpreken’ die buiten de stad gehouden werden. De Deux-Aesbijbel heeft talrijke drukken gekend en werd in gereformeerde kringen de kerk- en huisbijbel.