VAN WINGHE, Nicolaes
De Leuvense Bijbel, 1548
Bartholomeüs van Grave, Leuven
De beslissing om deze Bijbel uit te geven werd vooral genomen als antwoord op de vele gereformeerde Bijbels die tot dan verschenen waren en ook door nieuwsgierige katholieken gelezen werden. Hoewel het concilie van Trente geen voorstander was van een bijbel in de volkstaal, werd men daartoe wel genoodzaakt om de veel in omloop zijnde Luthervertalingen te verdringen! Nicolaes Van Winghe was de aangewezen man om dit gigantische vertaalwerk op de schouders te nemen. In 1548 werd het resultaat van zijn arbeid publiekelijk in wat bekend zou worden als de Leuvense Bijbel. Deze Bijbelvertaling zou uitgroeien tot de standaardbijbel van de Rooms-Katholieke Kerk.
Nicolaes Van Winghe werd omstreeks 1495 geboren in een familie die behoorde tot de gegoede Leuvense burgerij. In 1511 werd hij ingeschreven aan de universiteit aldaar en werd waarschijnlijk in 1513 of 1514 ‘magister artium’. Na zijn filosofische en literaire studies legt hij zich toe op de theologische wetenschap. In 1517 treed hij toe tot het ‘St. Maartensdaal’, een augustijnerklooster dat uitgegroeid was tot een actief centrum van wetenschap en humanisme. Hij is er werkzaam als kopiist en het is hier dat zijn belangstelling voor de Heilige Schrift opgewekt wordt. Omwille van zijn studielust en grote geleerdheid probeerde de drukker van de universiteit, Bartholomeüs van Grave, hem met succes te bewegen tot een nieuwe Nederlandstalige Bijbelvertaling.
Van Winghe vertaalde vanuit de Latijnse Vulgaat die de roomse kerk als enige en officiële Bijbeltekst accepteerde. Tevens werden de Delftse Bijbel en de Duitse Bijbels van Dietenberg en Eck (1534 en 1537) geraadpleegd. Hoewel het vertaalwerk met veel verantwoordelijkheidsgevoel opgenomen werd, had Van Winghe aanvankelijk enige aarzeling bij deze gigantische opdracht. Enerzijds omdat hij dit werk te zwaar vond voor één mens en anderzijds omdat de vertaling zelf snel moest afgewerkt worden wegens een Keulse concurrent (zie Keulse Bijbel). Tegen 1548 kreeg Van Winghe het volledige vertaalwerk echter gereed. In dat jaar verscheen een complete Bijbel in een kloeke foliant, maar ook enkel het Nieuwe Testament in een handzaam octavo-formaat. Van deze editie zijn er in officiële bibliotheken nog maar een 30-tal exemplaren bekend en is dus vrij zeldzaam. Het vertaalwerk van Van Winghe heeft tot in de 20ste eeuw aanzienlijke lof geoogst. Zowel Pacificus (1949) als De Bruin (1993) prijzen de vloeiende stijl en grote verstaanbaarheid van zijn vertaling. Van Winghe beheerst een vertaaltechniek waar een groot taalgevoel en zelfstandigheid uit blijkt.
Wat taalgebruik betreft lijkt Van Winghe een voorkeur te geven aan ‘die gemeyn [gebruikelijke] Brabantse tale’ die rond Leuven gangbaar was. Juist daardoor werd de vertaling levendig, vloeiend en kleurrijk. Toch kwam hier vrij snel een reactie op. Reeds in 1553 verscheen bij Antonius Marie Bergaigne – eveneens een Leuvenaar – een revisie van de vertaling van Van Winghe. Volgens de revisor Jan van der Haghen een verantwoord initiatief aangezien heel wat woorden en uitdrukkingen in het overige Nederlandse taalgebied niet duidelijk waren. Uit een beschouwing van de herziene tekst blijkt dat de revisie eerder bescheiden is gebleven.
Tot enkele opmerkelijke edities behoort de uitgave van de weduwe van Jacob van Liesvelt die in 1560 verscheen. Hoewel zij voor haar Bijbel een rechtszinnig katholieke tekst presenteerde, gebruikte zij wel de houtsneden uit de fel bestreden Liesveltbijbel van 1542, de uitgave die de rechtstreekse aanleiding was voor de terechtstelling van haar echtgenoot. Wellicht de bekendste Leuvense Bijbel is de ‘Moerentorfbijbel’, naar de naam van Jan Moerentorf (of Jan Moretus naar de Latijnse vorm), de schoonzoon en opvolger van Christoffel Plantijn. Deze nieuwe editie van de Leuvense Bijbel verscheen dan ook in de beroemde Plantijnse drukkerij te Antwerpen. De vertaling bevatte een gereviseerde tekst, aangepast aan de vastgestelde Latijnse Vulgaattekst die kort daarvoor vrijgegeven was. Van deze Bijbel zijn er evenwel in hetzelfde jaar twee edities verschenen, allebei in folio-formaat. Eén enkel door Jan Moretus, de andere in compagnie met Jan van Keerberghen, eveneens een Antwerpse drukker. Deze ontwikkeling is op zijn zachtst uitgedrukt ‘verrassend’ te noemen, aangezien beide drukkers van de Scheldestad concurrenten van elkaar waren. Een curieus werk is ongetwijfeld ‘Het Nieu Testament’ becommentarieerd door de bejaarde Jezuïet Fransiscus Costerus uit 1614. Gericht aan de ‘D’edele moghende ende machtighe Heeren van de ghevnieerde provincien van Hollandt, Zeelandt, &c.’, trekt Costerus fel van leer tegen de ‘Leeraers, ende dichters der nieuwer Religien’ die hij in de uitgebreide kanttekeningen met hetzelfde gemak als ‘ketters’ aanspreekt. Dit werk stond vooral in het teken van de contrareformatie.
Verreweg de meest aantrekkelijke uitgave van de Leuvense Bijbel is welke volgens de titelgravure verscheen bij de Amsterdamse boekenverkoper Pieter Iacobsz. Paets in 1657 (het Nieuwe Testament bevat ‘1646’ als jaar van uitgave). Voor sommigen de mooiste prentbijbel ooit vanwege de méér dan 1.200 houtgravures van Christoffel van Sichem tussen de Bijbeltekst. Deze houtsneden zijn van een uitstekende kwaliteit en getuigen van groot vakmanschap! Sommige houtsneden dragen de initialen van de grootmeester van de houtsneden uit de zestiende eeuw, Albrecht Dürer. Door de jaren heen konden wij tientallen exemplaren door de handen laten gaan. Het was een verrassende ontdekking hierbij steeds weer verschillende titelpagina’s aan te treffen, terwijl hier in de gespecialiseerde literatuur geen woord over gerept wordt. Tot nog toe hebben we vier van elkaar onderscheiden typografische titels te zien gekregen waarbij telkens ander zetsel gebruikt werd. In titelgravures hebben we slechts twee van elkaar afwijkende edities gevonden. Toch bevatten al deze edities dezelfde jaarvermelding, zowel bij het Oude als het Nieuwe Testament. Op de typografische titelpagina bij het Nieuwe Testament werden echter geen verschillen aangetroffen.
De Leuvense Bijbel was onmiddellijk een voltreffer. In de zestiende eeuw alleen al verschenen er meer dan twintig drukken. Hoewel het Bijbelgebruik bij katholieken veel zuiniger was in vergelijking met de noordelijke protestanten, heeft de vertaling van Nicolaes Van Winghe, tot de laatste in 1846, meer dan vijftig drukken gekend. De laatste twee drukken van het Nieuwe Testament verschenen allebei in 1846 en bij dezelfde uitgever: J.H. Briard. De octavo-uitgave kwam uit in Breda en een zeldzamere sedecimo-druk in Brussel.